Oud-Excelsior-doelman Jaap van der Torre

 

Groot was hij niet en dat kreeg hij vooral te horen als hij eens een hoge bal had gemist. Jaap van der Torre (90) stond desondanks negen seizoenen onder de lat bij Excelsior werd regelmatig uitgenodigd voor het Rotterdams Elftal en het Zwaluwenteam. ‘Dan moet je dus wel wat kunnen’, zo kijkt hij terug op zijn carrière.


Het team van Excelsior poseert in Stadion Feijenoord, met tweede van links op de bovenste rij doelman Jaap van der Torre. Foto: Archief Excelsior

Jo Bak – de man die ooit de jeugdafdeling bij Excelsior heeft opgezet en daar jaren aan het roer stond – moet raar hebben opgekeken toen de twaalfjarig Jaap van der Torre zich bij hem meldde en zei dat hij bij Excelsior wilde komen voetballen. Niet dat dit op zich nu zo vreemd was, maar dat kleine mannetje voor hem wilde uitgerekend keeper worden. ‘Daar keken ze inderdaad wel raar van op en in het begin waren ze er niet zo blij mee. Waarom ik wilde keepen? Dat weet ik eigenlijk niet. Misschien omdat ik eigenwijs was?’
‘Voor een keeper was hij aan de kleine kant’ schreef Dick van den Polder later eens over de man die negen seizoenen het doel van Excelsior zou verdedigen. ‘Ik ben nog steeds niet groot’, zegt Van der Torre. Als hij even later gaat staan, komt hij er nog eens op terug: ‘Als je klein bent, maar je kunt wel hoog springen, kun je net zo goed een hoge bal uit de lucht halen. Ach, ik wist dat als ik een hoge bal miste, ze na afloop zouden zeggen: hij is te klein. Daar trok ik me niet veel van aan.’
Van der Torre, geboren in 1923, woonde destijds aan de Nesserdijk in Kralingen. Hij voetbalde vaak met vriendjes buiten en toen hij twaalf was, meldde hij zich bij Excelsior. Hij moest een testwedstrijd spelen en werd aangenomen. ‘De Nesserdijk was op steenworpafstand van het Toepad, waar Excelsior destijds voetbalde. Je had daar Excelsior en Leonidas, maar mijn oudere broers Leen en Rinus speelden al bij Excelsior. Rinus heeft zelfs nog een wedstrijd in het tweede gespeeld en mijn jongere broer Jan kwam tot A1.’
Voordat hij via de hoogste jeugdelftallen de overstap maakte naar het vlaggenschip van de Kralingse club, was daar eerst de Tweede Wereldoorlog. De jonge Van der Torre zag hoe de stad werd gebombardeerd. ‘Ik werkte voor de heer Lindhout op de tennisbaan. Ik was ballenjongen en mocht ook rackets spannen. Op de dag van het bombardement moest ik op mijn fiets dwars door het puin naar huis.’ In het begin van de oorlog maakte hij nog iets vreemds mee, wat te maken had met het Excelsior-speldje dat hij altijd droeg.
‘Ik kwam bij een tandarts op zuid en die begon me toch raar te doen. Het logo van Excelsior had dezelfde kleuren als de NSB en hij begon tegen zijn assistente over goede vaderlanders en zo. Ik dacht nog dat hij me complimenteerde, maar dat was duidelijk niet zo. Hij zat allemaal toespelingen te maken op de NSB. Toen ik thuis kwam heb ik een paar dagen met een dikke kaak gelopen. Of hij dat expres had gedaan weet ik niet, maar het was duidelijk dat ik bij hem had afgedaan en dat allemaal door dat speldje.’
Zijn twee oudere broers werden al vrij snel in de oorlog opgepakt en in Duitsland aan het werk gezet. Jaap van der Torre wist lang buiten schot te blijven, maar in 1944 was ook hij aan de beurt. ‘Ik kwam in een fabriek terecht. Ik had het daar op zich niet slecht. Ik stond achter een ijzerbank en heb achteraf gezien veel geluk gehad. Waar ik zat waren geen bombardementen en ik heb geen honger gehad. In Hamburg moesten de mensen bijna dagelijks de schuilkelders in. Mijn broers, die samen waren opgepakt, zaten op een plek waar dat soort dingen wel gebeurden.’
‘Met Nederlandse mannen schopten we in Duitsland wel eens tegen een bal, maar echte wedstrijdjes en toernooien speelden we pas toen we terug naar Nederland gingen. Dat was toen de oorlog op zijn einde liep. Ik heb een tijdje in Tilburg gezeten, waar ik verbleef bij de terreinknecht van Willem II. Daar was het al bevrijd, terwijl ik nog niet terug naar Rotterdam kon. In Tilburg speelden we toernooien met allemaal jongens die terugkeerden uit Duitsland.’
In Rotterdam, waar Excelsior kort voor de oorlog was teruggekeerd naar Woudestein, maakte de doelman al snel de overstap naar het eerste team. ‘De keeper van het eerste was fout geweest in de oorlog en werd ontslagen. Zo ging dat in die tijd.’ Hij kwam in een team terecht met mannen als Lo Dörr, Rinus van der Stoep, Kees Verboom, Ernst van Balen, Nol Braams, Piet Wigman en Arie Vermeer, August van den Berg. Trainer was Toon Bergkotte. Zijn debuut was op 23 september 1945 in de thuiswedstrijd tegen Overmaas (1-1).
Dit team speelde in 1946 promotie/degradatiewedstrijden tegen VUC. Het beslissende duel werd gespeeld in een bomvolle Kuip, waar 46.000 toeschouwers Excelsior met 3-2 zagen winnen. ‘Dat was een bijzondere ervaring’, kijkt hij terug. ‘Ik heb daarna met het Zwaluwenteam en het Rotterdams Elftal ook in de Kuip gespeeld. Dat zijn toch leuk ervaringen. Dat ik werd gevraagd voor die vertegenwoordigende teams zegt ook wel iets.’
‘Ik heb een leuke tijd gehad bij Excelsior. In die tijd kregen we er helemaal niets voor, ook al speelden we in het eerst team. Hoogstens na afloop van de wedstrijd eens een flesje limonade. En na de promotie kregen we allemaal een transistorradio. Daar werd in heel Kralingen over gesproken! Die radio’s werden in de verhalen op straat steeds groter en zo groot was hij nou ook weer niet, want ik ben hem gewoon op de fiets gaan halen, haha.’
Over zijn keeperkwaliteiten vertelt hij het volgende: ‘Het strafschopgebied was van mij. Niet alleen het doel, maar in het hele strafschopgebied was ik de baas. Ik ben nooit groot geweest, maar ik heb het toch behoorlijk ver geschopt.’ In Rotterdam had hij alleen Wim Landman voor zich. Hij was eerste doelman van het Rotterdams Elftal en daarna kwam Van der Torre. ‘Maar ik mocht met al die reisjes mee, heel erg leuk om mee te maken.’
Excelsior zorgde er overigens ook voor dat Van der Torre zijn vrouw leerde kennen. Haar broer voetbalde bij Excelsior en haar vader ging regelmatig bij de club kijken. ‘Mijn vader was helemaal weg van Jaap van der Torre. Mijn broer vond dat ik een keer mee moest gaan en vanaf het moment dat ik hem had gezien, deed ik alles om in zijn buurt te komen. Ik deed alle moeite om in de tram te komen richting de Blaak waar hij ook in zat.’
‘Ik was echt op slag verliefd, maar het duurde nog even voor we iets kregen. Ik weet nog dat mijn vader thuis een feest organiseerde, waar twee van het beroemde accordeontrio The Three Jacksons kwamen spelen. Er waren ook veel jongens van Excelsior, waaronder Jaap. Ik noemde hem toen ‘Meneer van der Torre’. Daar heeft hij me nog jaren mee geplaagd, haha. Nu zijn we 61 jaar getrouwd.’
Van der Torre – die werkte op de tennisbaan en werd in 1975 zelf eigenaar van een tennisbaan in Overschie – moest zijn voetbalcarrière in 1951 noodgedwongen staken. Een rugblessure maakte het keepen op hoog niveau onmogelijk. ‘Ze wisten destijds nog niet goed raad met dat soort blessures. Ik kon me laten opereren, maar het risico was dat ik invalide zo raken. Dat heb ik dus niet gedaan. Later ben ik voor mijn rug nog naar Duitsland gegaan, in Gronzau. Daar werd mijn rug gekraakt. Nu doen ze dat hier ook, maar toen nog niet, was dat heel bijzonder.’
Hij stopte na 153 wedstrijden in het eerste elftal van Excelsior met keepen, al speelde hij nog een paar seizoenen voor Het Noorden dat ook op het Toepad zat. Daarnaast tenniste hij wedstrijden, iets waarbij hij geen last had van zijn rug. ‘Ik werkte meer dan 100 uur per week, van ‘ochtends vroeg tot ’s avonds laat, dus er was weinig tijd voor andere dingen. Ik heb dat tot 1998 gedaan en daarna heb ik nog tot mijn tachtigste getennist.’
Een fotolijstje met een teamfoto en foto’s in de hal van de beroemde promotie/degradatiewedstrijden uit 1946 herinneren aan zijn tijd bij Excelsior. Hoewel hij met een positief gevoel terugkijkt op zijn voetbalcarrière, geeft hij toe het nu niet meer zo te volgen. Zijn vrouw kijkt wel vaak naar het voetballen en daardoor blijft hij toch een beetje op de hoogte. Naar het stadion ga ik niet meer, het trekt me niet. Ik denk ook dat we er weinig bekenden meer zullen tegenkomen. Via televisie volgen we de prestaties van de Rotterdamse clubs nog wel. Maar, nogmaals, ik heb wel een goede tijd gehad bij Excelsior.’