Oervrijwilligers van Excelsior: Jaap van Drunen en Max Havelaar

 

Dagelijks zijn zij op Woudestein te vinden. Jaap van Drunen (78) en Max Havelaar (73). Al jaren horen zij bij het meubilair van Excelsior. Twee vrijwilligers. Stille, maar onmisbare krachten op de achtergrond. Vandaag werken ze onder meer aan een probleempje met de toiletten. ‘De leidingen zijn bevroren’, verklaart Jaap. ‘Maar die zitten tussen twee muren in en niet geïsoleerd.’ Hij schudt zijn hoofd, denkt na over een oplossing, maar neemt eerst even de tijd voor een kopje koffie. Intussen vertellen Jaap en Max over Excelsior.
‘Ik was vier toen ik door mijn vader werd meegenomen naar Excelsior’, vertelt Jaap. ‘Mijn hele familie ging naar Excelsior, dus het was logisch dat ik meeging. Wij woonden in de Lambertusstraat in Kralingen. Ik ging daarna als kind regelmatig mee, ook met onze toenmalige buurman Piet Wijling. Hij woonde een paar huizen verderop en was de terreinman van Excelsior. Ik ging hem altijd helpen met allerlei klusjes.’
Wijling was overigens niet de enige Excelsior-man in de buurt. Kralingen zat er destijds vol mee. Zo woonde de familie Van Drunen vlakbij schoenmaker Hans van der Voordt, die nog steeds verzorger is bij de jeugd. Ook Frans de Jager woonde er in de buurt. Hoewel hij veel op straat voetbalde, werd Jaap aanvankelijk geen lid van de club. Dat gebeurde pas in 1952, toen hij al twintig was.
‘Ik moest voor de ballotagecommissie verschijnen en mocht lid worden. Ik was in die tijd vooral razend snel, ik kon ontzettend hard lopen.’ Hoog heeft hij nooit gespeeld. ‘Ik zat in het elfde of twaalfde en mocht af en toe meedoen met de veteranen, die toen volgens mij in het zesde speelden. Ik speelde in een weekend meestal meerdere wedstrijden. Ik had mijn spullen altijd bij me en als ze bij een team een mannetje te kort kwamen, dan deed ik mee. Heerlijk vond ik dat.’
Inmiddels was hij ook als vrijwilliger aan de slag gegaan en ongemerkt ging er steeds meer tijd zitten in Excelsior. Met drie kinderen thuis vond zijn vrouw het een beetje te gek worden. Omdat hij zijn gezin belangrijker vond dan Excelsior, trok Jaap zich een paar jaar als medewerker uit de vereniging terug. Later keerde hij terug, omdat Excelsior nu eenmaal in zijn bloed zit. Voetballen deed hij niet meer, maar als vrijwilliger is hij tot op de dag van vandaag van grote waarde voor Excelsior.
Max Havelaar kwam in 1970 als vrijwilliger bij Excelsior binnen. Zijn moeder kwam uit een gezin van achttien kinderen en daardoor had Max een grote familie. Veel van die familieleden kwamen bij Excelsior. Logisch dus dat hij er ook belandde. Max ging onder meer regelmatig op pad met de beroemde oude kranten ploeg. ‘Samen met andere vrijwilligers. Ook voorzitter Henk Zon was er meestal bij en zijn twee dochters waren niet te beroerd om te helpen.’
‘We reden heel Rotterdam door om papier op te halen. We hadden een bus waar ongeveer een ton in kon, maar het gebeurde wel eens dat we hem veel voller stopten. Ik ben een keer aangehouden en kreeg een boete van 750 gulden. De vrouw van een bestuurslid werkte echter op het gerechtsgebouw en die kon wel wat regelen. Ik moest voorkomen en zij zei: zeg overal maar ‘ja’ op, dan komt het goed. Uiteindelijk kreeg ik een boete, maar van 75 gulden. We zijn daarna wel wat beter gaan opletten, want 750 gulden was een hoop geld toen. Daar moesten we heel wat kranten voor ophalen.’
Het papier kwam overal vandaan, vooral ook uit de vele kroegen in de stad. ‘We kwamen tot aan Rotterdam-Zuid toe. Daar verkochten we ook andere spullen, zoals speciale jubileumemblemen van Excelsior. Ook namen we soms lorren mee, als het maar geld opbracht. Op een bepaald moment mochten we van een bank in Brabant loodsen leeg gaan halen. Daar lag computerpapier hoog opgestapeld. Een enorme vondst. Soms bracht het papier in een jaar wel 90.000 gulden op. Elke woensdag kregen we uitbetaald. Dan stond penningmeester ons hier in de kantine op te wachten, waarna het geld gebruikt werd om spelers en anderen uit te betalen. In al die jaren hebben we met z’n allen een flink kapitaal opgehaald.’
Beide mannen hebben in de jaren heel wat meegemaakt. Zo waren er ooit plannen om een woning te bouwen bovenop het huidige supportershome. Max: ‘De kantine werd toen gepacht door een horecaondernemer er die wilde boven de zaak gaan wonen. Is er nooit van gekomen.’ Jaap: ‘Ook was er eens het plan om hier een benzinepomp te bouwen, via Henk Zon. Ook van dat plan is uiteindelijk niets terechtgekomen.’ Max: ‘Plannen waren er altijd genoeg, maar geld was er nooit. Typisch Excelsior.’
Vroeger was de kantine van Excelsior op vrijdagavond en zaterdag afgeladen vol. Niet alleen met mensen van de club, op vrijdag kwamen ook werklui van de gemeente, mensen de PTT en buschauffeurs naar Woudestein voor een biertje of een borrel. Max: ‘Dan was het hier gezellig hoor. Mensen kwamen niet alleen voor een borrel, maar ook om de toto in te leveren. Ook had je Bob van der Kleij, die werkte op de slachtplaats. Hij kon goedkoop vlees krijgen en iedereen kocht dat bij hem. Goed vlees hoor. En buiten zat Janus Stout bloemen te verkopen. Al die spelers kochten bloemen bij hem voor hun vrouwen.’
Gezellig druk was het ook op de avonden waarop de biljartclub speelde. Zo rond 1985 werd deze opgericht en al snel moest de vereniging een ledenstop invoeren. ‘We gingen altijd met twee busjes naar de uitwedstrijden en meer mensen konden daar niet bij’, vertelt Max. ‘We speelden ook competitie, maar daar zijn we mee gestopt. We hadden ook elk jaar een uitje van drie dagen. Gingen we naar Duitsland of Luxemburg. Dan ging het bestuur van Excelsior mee. Jaap Bontenbal en Mart Borneman. Simon Kelder is ook een keer geweest, op de laatste dag. Nam hij een zak appels voor ons mee. Want gedronken hebben jullie vast al genoeg de laatste twee dagen, zei hij erbij.’
Tegenwoordig telt de biljartclub nog maar zes leden, naast Jaap en Max is ook terreinman Hans Volwerk lid. Elke week komen ze bij elkaar om te biljarten. De vaste avondjes in de kantine behoren tot het verleden. Toch zijn Jaap en Max nog steeds met plezier elke dag bij Excelsior om allerlei klusjes te verrichten. ‘Natuurlijk is het niet meer zoals vroeger’, stelt Max. Jaap maakte vroeger altijd filmopnamen van de uitjes van de biljartclub. Ook Max heeft die banden allemaal thuis. ‘Als je die nu ziet, valt vooral op dat we met z’n allen oud geworden zijn.’
Jaap vertelt nog een anekdote uit de oorlog. Zijn oom werd door de Duitsers opgepakt. Voordat ze via het Maasstation werden vervoerd naar Duitsland, werden de mannen verzameld op Woudestein. ‘Mijn moeder stuurde mij vervolgens hier naartoe om te kijken of ik de portemonnee van mijn oom kon ophalen. Ik kwam langs de Hoflaankerk en daar lagen allemaal doodgeschoten jongens. Die waren op de vlucht gegaan. Een vreselijk gezicht. Uiteraard kon ik niet bij mijn oom komen. Overigens kreeg hij uiteindelijk vrijstelling, omdat hij voor een Duitse baas werkte.’
Daarna is het klaar. Max is gebeld over een klusje dat op hen wacht in de brasserie. ‘Dan gaan we maar even kijken’, zegt hij. Samen met hun rechterhand Joris van Doesburg gaan ze weer aan de slag. Want klusjes zijn er genoeg. Elke dag weer.